Secondo la Corte, non è sproporzionato il fatto che uno Stato membro cerchi di realizzare l’obiettivo di preservare il principio di uguaglianza vietando qualsiasi acquisto, possesso o utilizzo, da parte dei propri cittadini, di titoli nobiliari o di elementi nobiliari capaci di far credere che il soggetto portatore del nome sia titolare di una dignità siffatta.
Volgens het Hof is het niet onevenredig dat een lidstaat de eerbiediging van het gelijkheidsbeginsel beoogt te verzekeren door de verkrijging, het bezit of het gebruik door zijn onderdanen van adellijke titels of adellijke elementen, op grond waarvan anderen zouden kunnen geloven dat de naamdrager in kwestie een dergelijke rang bekleedt, te verbieden.