11. sugge
risce che quando il Mediatore presenta la sua relazione annuale alla riunione della commissione per le petizioni dovrebbero essere presenti non solo i rappresentanti della Commissione europea, ma anche le rispettive amministrazioni del Parlamento europeo, del Consiglio e di altre istituzioni, agenzie, servizi e organi dell'UE, che sono stati oggetto di un'indagine, di una relazione speciale, di valutazioni critiche o altre misure adottate dal Mediatore, per commentare la relazione e prendere parte alla discussione; esorta le amministrazioni del Parlamento, del Consiglio e di altre istituzioni, agenzie e organi UE interessati a
...[+++]farsi rappresentare nelle riunioni future, quando viene presentata e discussa la relazione annuale del Mediatore; ritiene che la loro partecipazione a queste discussioni e la condivisione delle loro opinioni sulla buona amministrazione e sui problemi superati a seguito di raccomandazioni e osservazioni del Mediatore europeo potrebbero aiutare a migliorare il servizio fornito ai cittadini dell'Unione europea e il dialogo interistituzionale e contribuire alla creazione di un'autentica cultura di servizio; 11. stelt
voor dat er, als de ombudsman zijn jaarverslag voorstelt tijdens een vergadering van de Commissie verzoekschriften, niet alleen vertegenwoordigers van de Commissie aanwezig zijn, maar eveneens van het ambtenarenapparaat van het Europees Parlement, van de Raad, en van andere instellingen, agentschappen, diensten en organen van de EU die aanleiding hebben gegeven tot een onderzoek, een bijzonder verslag, kritische opmerkingen of andere maatregelen van de ombudsman, om opmerkingen te maken over het verslag en deel te nemen aan de gedachtewisseling; dringt er bij de ambtenarenapparaten van het Parlement, de Raad en andere betrokke
...[+++]n EU-instellingen, -agentschappen en -organen met klem op aan zich te doen vertegenwoordigen bij toekomstige bijeenkomsten als het jaarverslag van de ombudsman wordt gepresenteerd en besproken; gelooft dat hun deelname aan het debat en hun gedachtewisseling over goed bestuur en de moeilijkheden die na de aanbevelingen en opmerkingen van de ombudsman zijn overwonnen, ten goede zullen komen aan de dienstverlening aan de burger, de interinstitutionele dialoog en de totstandbrenging van een waarachtige cultuur van dienstbaarheid;