Where such prima facie evidence is presented, the Member States and the former Yugoslav Republic of Macedonia shall accept a presumption of the conditions to have been established, unless they can prove otherwise.
Wanneer dergelijk prima facie bewijs wordt overgelegd, aanvaarden de lidstaten en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië dat er een vermoeden bestaat dat aan de voorwaarden is voldaan, tenzij zij het tegendeel kunnen bewijzen.