c)dans les cas où, en raison de conditions environnementales ou climatiques difficiles, notamment la dégradation de l’environnement, la plantation d’espèces ligneuses vivaces n’est pas susceptible de conduire à la mise en place d’une couverture forestière telle que définie selon la législation nationale applicable, l’État membre peut permettre au bénéficiaire d’établir et de maintenir une autre couverture végétale ligneuse.
c)wanneer ervan kan worden uitgegaan dat de aanplant van meerjarige houtachtige planten vanwege moeilijke milieu- en klimaatomstandigheden, waaronder milieudegradatie, niet zal leiden tot de vorming van bosbedekking als gedefinieerd in de toepasselijke nationale wetgeving, kan de lidstaat de begunstigde toestaan om een andere houtachtige vegetatiebedekking aan te leggen en te onderhouden.
