57. nota che la cooperazione fra gli Stati parte, gli Stati firmatari e la Corte prevista dall'articolo 86 dello statuto di Roma resta essenziale per l'efficacia e il successo del sistema di giustizia penale internazionale, specie in termini di capacità esecutoria e per l'efficacia e l'indipendenza dell'attività giudiziaria della Corte; prende inoltre atto dell'accordo in materia di cooperazione e assistenza tra l'Unione europea e la Corte penale internazionale e, alla luce di tale accordo, chiede all'Unione europea e ai suoi Stati membri di fornire alla Corte tutta l'assistenza necessaria, incluso il sostegno sul campo, per le cause in corso e soprattutto per l'esecuzione dei mandati d'arresto emessi; sollecita tutti gli Stati membri del
...[+++]l'UE che non vi abbiano ancora provveduto ad emanare disposizioni nazionali di legge in materia di cooperazione, come previsto dal capitolo IX dello statuto di Roma e a concludere con la Corte accordi ad hoc per l'esecuzione delle sue sentenze nonché per la protezione e il trasferimento delle vittime e dei testimoni; invita gli Stati membri dell'UE a inserire la cooperazione come punto permanente all'ordine del giorno dell'Assemblea degli Stati parte (ASP) della Corte penale internazionale, onde assicurare la condivisione delle migliori pratiche e fare in modo che l'ASP discuta casi di non cooperazione e prenda opportuni provvedimenti al riguardo; 57. wijst erop dat samenwerking tussen de staten die partij zijn, de ondertekenende staten en het ICC, overeenkomstig artikel 86 van het Statuut van Rome, van essentieel belang blijft voor de effectiviteit en het slagen van het internationale strafrechtsstelsel, met name wat de handhavingscapaciteit betreft, en voor de doeltreffende en onafhankelijke werking van het Hof; waardeert voorts de overeenkomst tussen het ICC en de EU inzake samenwerking en bijstand, en doet op basis daarvan een oproep aan de EU en haar lidstaten om het Strafhof bij lopende zaken alle noodzakelijke bijstand te geven, inclusief ondersteuning in het veld, met name bij de tenuitvoerlegging van aanhoudingsbevelen; verzoekt alle lidstaten die nog geen nationale wetgev
...[+++]ing inzake samenwerking in overeenstemming met deel IX van het Statuut van Rome hebben aangenomen, dit alsnog te doen en ad hoc-overeenkomsten te sluiten met het Hof met het oog op de handhaving van de arresten van het ICC en de bescherming en herhuisvesting van slachtoffers en getuigen; verzoekt de EU-lidstaten samenwerking als vast punt op de agenda te plaatsen van de assemblee van de staten die partij bij het Statuut zijn, teneinde ervoor te zorgen dat gevallen van niet-samenwerking worden besproken en passende maatregelen worden genomen door de assemblee;