Gli Stati membri in cui la temperatura ambiente scende regolarmente al di sotto dei –20 °C possono imporre norme più rigorose in materia di temperatura di uso dei materiali utilizzati per imballaggi in materie plastiche, cisterne e relative attrezzature destinate al trasporto nazionale di merci pericolose su strada effettuato sul loro territorio, fino a che le disposizioni sulle temperature di riferimento adeguate per le varie zone climatiche non siano inserite nell’allegato I, capo I. 1, della presente direttiva.
Totdat bepalingen betreffende passende referentietemperaturen voor bepaalde klimaatzones worden opgenomen in bijlage I, deel I. 1, bij deze richtlijn, mogen de lidstaten waar de omgevingstemperatuur regelmatig lager is dan – 20 °C, strengere normen vaststellen voor de bedrijfstemperatuur van het materieel dat bestemd is voor kunststof verpakking, tanks en hun uitrusting, bestemd voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.