Il trattato di Amsterdam, entrato in vigore il 1° maggio 1999, ha introdotto un nuovo articolo nel trattato che istituisce la Comunità europea, il quale prevede che il Consiglio dei ministri " statuendo all'unanimità su proposta della Commissione e dopo aver consultato il Parlamento europeo, adotti misure adeguate di lotta contro la discriminazione per motivi di sesso, origine razziale o etnica, religione o credo, disabilità, età o propensione sessuale".
Het Verdrag van Amsterdam, dat op 1 mei 1999 van kracht werd, voert een nieuw artikel in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap in dat bepaalt dat de Raad "met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, passende maatregelen kan nemen om discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te bestrijden".