Ai fini della presente parte B, il limite di quantificazione specifico accettato di un singolo congenere è il tenore più basso dell'analita che può essere misurato con ragionevole certezza statistica nel rispetto dei criteri di identificazione definiti in norme internazionalmente riconosciute quali, ad esempio, la norma EN 16215:2012 (Alimenti per animali — Determinazione di diossine e PCB diossina-simili mediante GC-HRMS e di PCB indicatori mediante GC-HRMS) e/o nei metodi EPA 1613 e 1688 riveduti.
Voor de toepassing van dit deel B wordt onder „aanvaarde specifieke bepaalbaarheidsgrens van een afzonderlijke congeneer” het laagste gehalte van de analyt verstaan dat met een redelijke statistische zekerheid kan worden gemeten, waarbij voldaan wordt aan identificatiecriteria als beschreven in internationale normen, bijvoorbeeld EN-norm 16215:2012 (Diervoeders — Bepaling van dioxinen en dioxineachtige polychloorbifenylen (pcb's) en indicator-polychloorbifenylen (pcb's) met behulp van gaschromatografie/hogeresolutiemassaspectrometrie (GC/HRMS)) en/of in de EPA-methoden 1613 en 1668, zoals herzien.