8. respinge con vigore la condanna del regime nei confronti dei manifestanti e dell'opposizione a seguito delle elezioni del 2009, definiti «nemici di Allah» («muharib»), che secondo l'Islam, dovrebbero ricevere la più dura delle punizioni; giunge alla conclusione che se durante il regno dello Scià le critiche nei confronti del regime erano considerate un reato, nell'ambito del regime attuale sono equiparate a un peccato nei confronti dell'Islam;
8. verwerpt met klem dat het regime, na de verkiezingen van 2009, demonstranten en oppositieleden heeft bestempeld als „vijanden van Allah” („muharib”), die volgens de islam de hoogste straf opgelegd moeten krijgen; concludeert dat, terwijl kritiek op het regime tijdens het bewind van de sjah als een misdaad werd beschouwd, dergelijke kritiek onder het huidige regime gelijkstaat aan een zonde tegen de islam;