1. deplora che la quota di abbandono scolastico nell'UE sia pari attualmente al 14,4% e che in essa il 17,4% corrisponda a quanti hanno c
oncluso soltanto la scuola elementare; rileva che per molti anni la riduzione dell'abbandono scolastico ha rappresentato un obiettivo per l'UE e per gli Stati membri ma che non sono stati compiuti progressi sufficienti in termini di quote di abbandono scolastico che in alcuni Stati membri sono superiori al 30%; sottolinea l'enorme divergenza dei valori percentuali dell'abbandono scolastico nei vari Stati membri e la difficoltà di effettuare paragoni in termini di fattori contestuali pertinenti, quali
...[+++]i movimenti migratori e i livelli di istruzione all'interno della famiglia, tra diverse regioni e tra Stati membri; rileva che questi bambini provengono il più delle volte da ambienti con un basso livello di istruzione o socialmente ed economicamente svantaggiati e che sono più spesso maschi che femmine; esorta gli Stati membri ad agire con maggiore impegno e la Commissione a sorvegliare con più attenzione al fine di garantire che gli Stati membri elaborino e attuino strategie volte a ridurre l'abbandono scolastico; avverte che i possibili tagli alla spesa pubblica nel settore dell'istruzione in ragione della crisi economica e le politiche di austerità di bilancio attualmente attuate dagli Stati membri avranno effetti negativi in quanto incrementeranno ulteriormente il numero di alunni che abbandonano la scuola nell'UE; 1. betreurt het dat het per
centage voortijdige schoolverlaters in de EU momenteel op 14,4% ligt en dat 17,4% van die groep zelfs alleen maar de lagere school heeft gedaan; wijst erop dat het terugdringen van schooluitval reeds vele jaren een doelstelling van de EU en de lidstaten is, maar dat er op dit gebied onvoldoende vooruitgang is geboekt, aangezien in so
mmige lidstaten het percentage voortijdige schoolverlaters boven de 30% ligt; wijst erop dat er tussen de lidstaten zeer grote verschillen bestaan in de percentages voortijdige
...[+++] schoolverlaters en dat het buitengewoon moeilijk is de omgevingsfactoren in de verschillende regio's en lidstaten, zoals migratiebewegingen of het opleidingsniveau binnen het gezin, met elkaar te vergelijken; benadrukt dat deze kinderen veelal afkomstig zijn uit laaggeschoolde of kansarme milieus, en dat jongens vaker voortijdige schoolverlaters zijn dan meisjes; dringt daarom aan op een grotere handelingsbereidheid bij de lidstaten alsmede een scherper toezicht door de Commissie, om ervoor te zorgen dat de lidstaten strategieën ontwikkelen en uitvoeren ter vermindering van schooluitval; waarschuwt voor de schadelijke effecten van de mogelijke bezuinigingen in het onderwijs ten gevolge van de economische crisis en de budgettaire besparingen die de lidstaten momenteel doorvoeren, omdat daardoor de aantallen voortijdige schoolverlaters in de EU verder zullen stijgen; 
