Una serie de Estados miembros (en particular Bélgica, Bulgaria, República Checa, Francia, Grecia, Hungría, Italia, Polonia, Portugal, Eslovenia y España) alegaron «exigencias en materia de salud y seguridad en el trabajo» para justificar restricciones o la prohibición total y absoluta al recurso a la cesión de trabajadores por empresas de trabajo temporal para llevar a cabo tareas que impliquen riesgos especiales para la salud y la seguridad de los trabajadores.
De "eisen ten aanzien van de gezondheid en veiligheid op het werk" werden door een aantal lidstaten (met name België, Bulgarije, Tsjechië, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Polen, Portugal, Slovenië en Spanje) aangehaald om hetzij beperkingen van, hetzij een regelrecht verbod op de inzet van uitzendkrachten te rechtvaardigen bij het uitvoeren van taken die bijzondere risico's inhouden voor de gezondheid en veiligheid van werknemers.