3.9.1. In ogni punto della camera di fumo, la temperatura dei gas al momento della misurazione deve essere compresa tra 70 °C e una temperatura massima specificata dal costruttore dell'opacimetro, in modo che le letture all'interno di tale intervallo di temperatura non varino di oltre 0,1 m-1 quando la camera è riempita di un gas con un coefficiente di assorbimento di 1,7 m-1.
3.9.1. Op alle plaatsen in de rookkamer moet de temperatuur van het gas op het tijdstip van de meting liggen tussen 70 °C en een door de fabrikant van de opaciteitsmeter te specificeren maximumtemperatuur en wel op zodanige wijze, dat de in dit temperatuurgebied afgelezen waarden met niet meer dan 0,1 m-1 verschillen wanneer de kamer gevuld is met gas met een absorptiecoëfficiënt van 1,7 m-1.