Dato che gli sconti di esclusiva accordati da un’impresa in posizione dominante sono, per loro stessa natura, idonei a restringere la concorrenza, la Commissione non era obbligata, contrariamente a quanto sostiene Intel, a procedere a una valutazione delle circostanze del caso in esame al fine di dimostrare che gli sconti avessero, in concreto o potenzialmente, l’effetto di estromettere i concorrenti dal mercato.
Aangezien door ondernemingen met een machtspositie toegekende exclusiviteitskortingen naar hun aard zelf de mededinging beperken, was de Commissie, anders dan Intel betoogt, niet verplicht om de concrete omstandigheden van de zaak te onderzoeken teneinde het bewijs te leveren dat de kortingen in de praktijk ertoe leidden – of ertoe konden leiden – dat de concurrenten van de markt werden verdrongen.