(4) Nell'organizzare i servizi di trasporto pubblico di passeggeri le autorità competenti sono tenute ad assicurare che gli obblighi di servizio pubblico e l'ambito geografico dei contratti di servizio pubblico siano adeguati, necessari e proporzionati ai fini del conseguimento degli obiettivi della politica del trasporto pubblico di passeggeri nel loro territorio, e che gli obiettivi sociali del TUE, della Carta dei diritti fondamentali dell'Unione europea, del protocollo n. 26, nonché della Convenzione delle Nazioni Unite sui diritti delle persone con disabilità siano rispettati.
(4) Wanneer bevoegde instanties openbaar vervoer organiseren, dienen zij te waarborgen dat de openbaredienstverplichtingen en de geografische afbakening van openbaredienstcontracten passend, noodzakelijk en evenredig zijn om het openbaarvervoerbeleid op hun grondgebied te verwezenlijken, en dat de sociale doelstellingen van het VEU, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, Protocol nr. 26 en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap worden geëerbiedigd.