34. ricorda che il tasso di errore annuo più probabile per i pagamenti nell'esercizio 2010 era stato valutato al 3,7% e, nell'esercizio 2009, al 3,3%; esprime costernazione in merito a questo aumento, in quanto inverte la tendenza positiva osservata negli esercizi 2007, 2008 e 2009; invita pertanto la Commissione a prendere le iniziative necessarie per conseguire una tendenza che mostri una diminuzione significativa del tasso di errore; sottolinea la propria opinione, secondo cui «(.) il raggiungimento di tale obiettivo è un elemento essenziale per valorizzare in pieno le spese dell'Unione europea in futuro e per avanzare verso una DAS positiva» ;
34. herinnert eraan dat het meest waarschijnlijke foutenpercentage voor betalingen in het begrotingsjaar 2010 werd geschat op 3,7% en in het begrotingsjaar 2009 op 3,3%; is ontsteld over deze stijging omdat deze de positieve trend van 2007, 2008 en 2009 ongedaan maakt; roept de Commissie derhalve op de noodzakelijke stappen te zetten om het foutenpercentage gestaag te laten dalen; benadrukt dat het Parlement van oordeel is dat de verwezenlijking van deze doelstellingen essentieel is om in de toekomst de volledige waarde voor de uitgaven van de EU te verkrijgen en naar een positieve betrouwbaarheidsverklaring te evolueren ;