2. Gli Stati membri garantiscono che, qualora la persona indagata o imputata sia un minore, il suo rappresentante legale o un altro adulto, a seconda dell'interesse del minore, sia informato quanto prima di qualsiasi privazione della libertà personale e delle relative motivazioni, e possa visitare il minore e presenziare a qualsiasi interrogatorio del minore e a qualunque procedimento, salvo che ciò sia contrario all'interesse superiore del minore; in quest'ultimo caso, ne è informato un altro adulto appropriato a cui viene concesso il diritto di visitare il minore e a presenziare agli interrogatori e al procedimento.
2. Wanneer de verdachte of beklaagde een kind is, zorgen de lidstaten ervoor dat de wettelijke vertegenwoordiger van het kind of, afhankelijk van het belang van het kind, een andere volwassene zo spoedig mogelijk in kennis wordt gesteld van iedere vrijheidsbeneming en van de redenen daarvoor en dat deze het kind mag bezoeken en eventuele verhoren of andere procedures mag bijwonen, tenzij dit in strijd zou zijn met het belang van het kind, in welk geval een andere geschikte volwassene daarvan in kennis wordt gesteld aan wie het recht wordt verleend het kind te bezoeken en bij verhoren of andere procedures aanwezig te zijn.