62. riconosce che la politica di sviluppo svolge un ruolo importante nell'aiutare i paesi a trasformare la propria ricchezza di risorse in una crescita sostenibile ed inclusiva, tra l'altro migliorando la governance e la trasparenza; sottolinea che la politica di sviluppo, incluso il sistema delle preferenze generalizza
te (SPG), non è uno strumento diplomatico per le materie prime, ma ritiene che possa svolgere un ruolo importante e di sostegno nell'ambito della strategia europea per le materie prime; invita pertanto la Commissione a garantire la coerenza tra i due strumenti; valuta positivamente il fatto che garanzie esplicite di acc
...[+++]esso non discriminatorio al mercato delle materie prime siano incluse negli accordi commerciali dell'UE e costituiscano un prerequisito per diventare membri dell'OMC; conviene tuttavia che gli accordi commerciali dovrebbero prevedere la flessibilità necessaria per sostenere i paesi in via di sviluppo nella creazione di legami tra l'industria estrattiva e l'industria locale; ritiene che la sovranità dei paesi in materia di risorse debba essere rispettata e chiede alla Commissione, in tale contesto, di controbilanciare la sua opposizione alla tassazione delle esportazioni nei paesi in via di sviluppo impiegando una strategia differenziata che tenga conto dei diversi contesti nazionali, cosicché gli obiettivi di sviluppo e l'industrializzazione di tali paesi non siano messi in pericolo; sottolinea che un commercio libero ed equo è importante per lo sviluppo del settore globale delle materie prime e per creare ricchezza in tutte le società; osserva che le entrate provenienti dalle materie prime possono svolgere un ruolo determinante nel consentire ai paesi meno sviluppati di conseguire gli obiettivi di sviluppo del millennio; 62. is van oordeel dat ontwikkelingsbeleid landen kan helpen hun rijkdom aan grondstoffen te gebruiken voor duurzame en inclusieve groei, onder andere door het verbeteren van governance en het vergroten van transparantie; onderstreept het feit dat ontwikkelingsbeleid, inclusief het Stelsel van Algemene
Preferenties, geen instrument van grondstoffendiplomatie is, maar is van mening dat het in het Europees grondstoffenbeleid een belangrijke ondersteunende rol kan spelen; verzoekt de Commissie derhalve voor samenhang tussen deze twee te zorgen; spreekt zijn voldoening uit over de opneming van expliciete garanties inzake niet-discriminere
...[+++]nde toegang tot de grondstoffenmarkt in EU-handelsovereenkomsten en als een voorwaarde voor het lidmaatschap van de WTO; onderschrijft evenwel dat handelsovereenkomsten de nodige flexibiliteit moeten bieden om ontwikkelingslanden te helpen bruggen te slaan van de winningssector naar het lokale bedrijfsleven; is van oordeel dat de grondstoffensoevereiniteit van landen moet worden gerespecteerd, en verzoekt de Commissie in dit verband haar verzet tegen uitvoerheffingen in ontwikkelingslanden in evenwicht te brengen door een gedifferentieerde benadering toe te passen, waarin rekening wordt gehouden met de uiteenlopende situatie per land, zodat ontwikkelingsdoelen en industrialisatie van ontwikkelingslanden niet in gevaar worden gebracht; wijst erop dat vrije en eerlijke handel van cruciaal belang is voor de ontwikkeling van de mondiale grondstoffensector en voor de totstandbrenging van welvaart in alle samenlevingen; stelt vast dat inkomsten uit grondstoffen een belangrijke rol kunnen spelen door minst-ontwikkelde landen in staat te stellen de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken;