La posizione del Consiglio, secondo cui le donne in questione dovrebbero, conformemente alla legislazione nazionale, avere diritto a un'indennità di maternità adeguata che consenta loro di interrompere la propria attività per gravidanza o maternità per almeno 14 settimane, può essere considerata un progresso rispetto alla situazione esistente, se si sottolinea che tale periodo di 14 settimane rappresenta un minimo, prorogabile dagli Stati membri tenendo conto del loro diverso status nonché delle loro esigenze specifiche.
Het standpunt van de Raad volgens hetwelk de vrouwen in kwestie overeenkomstig de nationale wetgeving recht zouden moeten hebben op een zwangerschapsuitkering die het mogelijk maakt de beroepsuitoefening wegens zwangerschap of moederschap gedurende ten minste 14 weken te onderbreken, kan worden gezien als een vooruitgang ten opzichte van de huidige situatie, als men ervan uitgaat dat deze periode van 14 weken een minimum is dat door de lidstaten kan worden verlengd, gelet op hun afwijkende status en hun specifieke behoeften.